Sprookjesdroom

Eens komt de dag dat
ik zal schitteren in salons
waar dames in galajurken
en heren in gesteven pantalons
op gedempte toon spreken over
aardse problemen en proosten
op de goede afloop van een
slepend conflict in het Verre Oosten
Ik zal onvermoeibaar stralen
in paleizen of kastelen
waar prinsjes en prinsesjes
koninklijk verstoppertje spelen
Op een spiegelgladde houten vloer
zwieren ruisende rokken
walst wijn in kelken van kristal
tot de eregast uit de balzaal is vertrokken
Waar de glans van de juwelen
weerkaatst in mijn armaturen
en mijn betoverend schijnsel
glans geeft aan heimelijke avonturen

Niet voor alle kroonluchters
worden dromen werkelijkheid
Al is de lucht voor iedereen
een kroon past slechts de majesteit
Deze luchter-telg bleek voorbestemd
voor een slaapkamer van vier bij twee
zag zijn lichtend leven niet meer dan
studieboeken, vale jeans en een zwartwit tv
Alle hoop op beter is vervlogen
de kroon staat in de openlucht
Wordt niet langer meer bewonderd
slechts als tijdelijk trottoir-accessoire geduld

Advertentie

Vuil

20171104_094859

Mensen of voorwerpen die op verrassende plaatsen of momenten opduiken, bezorgen mij hersenkronkels. Het veel gehoorde “Hoe dan?!” echoot in mijn hoofd.

Bepaalde combinaties kloppen gewoonweg niet. Plaats en persoon, voorwerp en ruimte. Er is iets wat schuurt. Vanavond werd in het sportjournaal op NPO1 een veldrijdster geïnterviewd. Ze was pas gefinisht, de prut-spetters in het gezicht nauwelijks opgedroogd. Tot zover niets vreemds. Maar ze stond niet, zoals doorgaans het geval is in die tak van de wielersport, tot haar enkels in de bagger. Nee, ze stond binnen, in een met zorg ingerichte kamer. Gezellige gordijnen en sfeervolle verlichting, huiselijk bijna. En dat hoort niet. “Naar buiten”, mompelde ik.

Da’s gek

Een stevige motorclub-man op een herenfiets met terugtraprem (als op de motor ook nu wijdbeens op het zadel), een staande schemerlamp (zonder kap) langs de kant van de weg, korte broeken in de winterkou, iemand die haar kat uitlaat aan een (honden-)riem. Van die dingen kijk ik raar op.

Wat is normaal?

Wanneer ik het voorwerp en de plaats los van elkaar zou zien, is er niets vreemds aan. Het is de combinatie. Nu ik het opschrijf, besef ik dat het vooral iets zegt over wat ik normaal vind. Daaraan spiegel ik de beelden die ik waarneem. Zo ging dat ook met deze kroonluchter, op de stoep neergezet op de plaats die door de gemeente is aangemerkt voor het grof vuil van de buurtbewoners.

Vooral grof om zo’n sierlijke lamp, die één van de huizen in deze buurt sfeervol heeft verlicht, zomaar in zijn eentje in de kou te zetten. Dat vind ik, grof gezegd, nogal vuil.

Deze foto is gemaakt in het kader van de #PHOT Photo On Thursday, een blogexperiment van Karin Ramaker. Een vrije foto-opdracht: een zelfgemaakte foto, zonder thema met of zonder begeleidende tekst, maar wel mét een titel.

Vuinisbakblues

Onze mobiele vuilnishoop
staat achteraf
loopt op rolletjes
vraagt weinig
krijgt veel.
Klep open,
klep dicht.
 
Eens per twee weken rijden wij haar
van achter de heg
naar voor aan de weg
en maakt zij op donderdag
een mechanische overslag.
Wordt zo van haar lasten verlicht.
 
Maar op deze ochtend in mei
nog voor achten,
heeft de vuilnisman haar
tevergeefs laten wachten.
Haar collega viel wél de eer te beurt
en werd op klaarlichte dag gegrepen,
viel in één klap kilo’s af
terwijl omstanders hun neus dicht knepen.
 
Fier rechtopstaand in de warme ochtendzon
op een tegel vaalrood van kleur,
werd onze grijze storthoop totaal genegeerd en
bezweek welhaast aan eigen geur.