Ze was zijn alles
zijn bron, zijn muze, zijn schat
Zij was zijn alles
maar zij, had het met hem gehad
Rood aangelopen zag hij
groen en geel van jaloezie
verder dan die ene blauwe maandag
reikte haar kalverliefde nie
Ze was zijn alles
zijn bron, zijn muze, zijn schat
Zij was zijn alles
maar zij, had het met hem gehad
Rood aangelopen zag hij
groen en geel van jaloezie
verder dan die ene blauwe maandag
reikte haar kalverliefde nie
Nee, aan de zon ligt het niet. Op Blauwe Maandag vormt zij de absolute ster op het hemelsblauwe luchttoneel in onze regio. Ze straalt. Ze verblindt. Ze verwarmt. Ik geniet volop van dit winterweer, al voelt de venijnige vrieskou aan mijn handschoen-loze handen niet prettig. Het zonlicht maakt veel goed, bovendien duurt de fietstocht van mijn werk naar huis maar twintig minuten. Ik fiets zonder me te haasten; geniet optimaal van de zon en krijg bovendien een extra dosis(je) vitamine D. Voor noppes.
Mijn lange schaduw fietst op het eerste stuk een eind voor mij uit. Ik duw mijn grijze ik rustig voort. In een flauwe bocht naar links lijk ik haar in te halen, maar verder dan langszij kom ik niet. De rest van deze weg rijden we zusterlijk samen op. Aan mijn rechterkant zie ik mezelf gaan: een zwevende fietser (of noem je dat een luchtfietser?) boven het slootje.
“Een Kodak-momentje”, zou een kennis van mij zeggen. Niet zo behendig in het maken van een selfie, durf ik me aan een schaduwvariant wel te wagen.
Thuisgekomen zie ik, dat op de vierde van de zeven afbeeldingen (leve de digitale camera) mijn donkere kant het beste tot zijn recht komt.