Dag lieve vriend

Mijn beste vriend is dood.
Mijn hart is een chaos.
Mijn hoofd een tentoonstelling van onze momenten samen.

Zijn stralende lach zie je bij de entree.
Het schaamteloos met krakers van Hazes meezingen klinkt in het restaurant.
Het rode wijntje waar hij van genoot staat op een marmeren pilaar.
Zijn luisterend oor en onze goede gesprekken staan in de kleinere vertrekken, zijn gastvrijheid in de hal.
Het spotlicht schijnt op de liefde voor zijn vrouw, voor zijn zoons en voor het zwemmen.
In de eregalerij staat, naast de spiegel die hij mij soms voorhield, zijn kunst in het omdenken, wat hij noodgedwongen heeft geleerd omdat Multiple Sclerose ten tonele verscheen.

Die heeft niet de show, maar wel zijn leven gestolen.

Advertentie

Hulde aan de veelpleger

Hoeveel cliënten hij in het verzorgingshuis had verzorgd? Geen flauw idee. Wel weet hij, dat geen van zijn vorige banen hem meer voldoening had gegeven dan zijn huidige.
De schuifdeuren openen automatisch. “Showtime”, denkt en glimlacht hij ook vandaag, op de meterslange schoonloopmat.
Vanmiddag hangt hij zijn uniform aan de wilgen. Blijdschap over de toekomst die hem en zijn Anne toelacht, verdriet over het afscheid van zijn collega’s, de cliënten en hun families. Hij zal ze missen.

In zijn speech tijdens de afscheidsreceptie bedankt de directeur Jack voor zijn inzet:
“Ik heb geprobeerd alle cliënten, die jij verzorgd hebt, te tellen. Dat is na vijfendertig dienstjaren niet te doen! Daarom, lieve mensen: Hulde aan onze ‘veelpleger’, Jack bedankt voor alles!”

Dichter bij de flierefluiter

De flierefluiter fluit zijn deuntje
als hij huppelt over plein en straat
ontwijkt met speels gemak obstakels
zegt met een glimlach waar het op staat

De flierefluiter kleurt zijn wereld
buiten de lijnen van niet normaal
Danst onbekommerd in de regen
serveert rond half twee het avondmaal

De flierefluiter rust op lauweren
is veel liever luier dan moe
Verkiest de lift boven de trappen
en vindt veel van alles maar gedoe

De flierefluiter scheelt het niet
wat de boze buurvrouw zegt of vindt
Gaat zijn eigen onbescheiden gang
onbekommerd en vrij als een kind

De flierefluiter lacht en knipoogt
tilt het leven vast niet zo zwaar
wuift met speels gemak zijn zorgen weg
en is altijd eerder dan Kees klaar

Ver van mijn bed

De zilveren serveerschaal verscheen langzaam in zijn gezichtsveld en onttrok Louis’ blik aan bladzijde vierentachtig van het notariële stuk dat hij deze middag onafgebroken aan het bestuderen was. Hij keek naar de envelop en vervolgens in Hendriks asgrijze ogen. Zijn butler sloeg zijn ogen neer. Ook hij had het handschrift herkend.

Louis liet het lijvige dossier met een plof in zijn schoot vallen, nam de envelop van de schaal en verbrak in dezelfde beweging het koraalrode zegel.
“Daar gaan we weer Hendrik”, zuchtte Louis:

Louis, ik verwacht jou en mijn kleinzoon morgenochtend om nul-zevenhonderd uur in de salon, tenue de ville.

“Och, hoe komt mama zo matineus, Hendrik?
Papa én zijn genen blijken voor mij buitengewoon dominant te zijn geweest.”

Zeeën van tijd

De verrassing van de dag, misschien wel van het jaar, lag in de speelkamer: mijn vader deed de deur zachtjes open en daar lag … een rubberboot! Ik was overdonderd dat mijn broer, zus en ik hem ‘zomaar’ kregen. Er was plaats voor tweeënhalf persoon in de wit met blauw en rode boot.

De woensdagmiddagen in de boot leken eindeloos. Met biscuitjes en een fles limonade gingen we aan boord en peddelden naar de brug van de spoorwegovergang. Daar dobberden we en verkneukelden ons op het moment dat de trein over het spoor boven ons zou razen. Een weergaloos gevoel.
Aan het betonnen plafond hingen miniatuur stalactieten. Pas jaren later, in de grotten van Han, leerde ik ze van naam kennen.